Vlaamse Gezegden met Dieren en Planten

door Paul Willekens

Wij hebben over koetjes en kalfjes gepraat. : Nous avons parlé de la pluie et du beau temps.

Hij wordt ontvangen als een aap in de porseleinkast. : On l'a reçu comme un chien dans un jeu de quilles.

Ik heb nog een appeltje met hem te schillen. : Je lui garde un chien de ma chienne.

Boter bij de vis. : Payer comptant.

Uw broers leven als kat en hond. : Vos frères vivent comme chien et chat.

Hij is zo vet als een slak. : Il est gras à lard.

Hij heeft een bok geschoten. : Il s'est fourré le doigt dans l'oeil.

Zij is noch vis noch vlees. : Elle n'est ni chair ni poisson.

Wij zullen dat varken wel wassen. : Nous en faisons notre affaire.

De aap komt uit de mouw. : Le bout de l'oreille passe.

Zij willen ons knollen voor citroenen verkopen. : Ils veulent nous faire prendre des vessies pour des lanternes.

De kat zette een hoge rug. : Le chat faisait le gros dos.

Hij is haantje vooruit. : Il mène la bande.

Hij springt van de os op de ezel. : Il fait des coq-à-l'âne.

Met man en muis vergaan. : Périr corps et biens.

Gij zijt een slimme vogel. : Vous êtes un rusé compère.

Hij zou de geit en de kool willen sparen. : Il voudrait ménager la chèvre et le chou.

Ik wil er haring of kuit van hebben. : Je veux en avoir le coeur net.

Het is een slimme vos. : C'est un rusé compère.

Hij slaapt als een roos. : Il dort comme un loir.

Hij is op zijn paardje. : Il monte sur ses grands chevaux.

Hij weet er zoveel van als de kat van saffraan. : Il s'y entend comme à ramer des choux.

Gij zoekt vijf poten aan een schaap. : Vous demandez l'impossible.

Gretig in een peer bijten. : Mordre à belles dents dans une poire.

Bekend zijn als de bonte hond. : Etre connu comme le loup gris.

Hij heeft twee vliegen in één klap geslagen. : Il a fait d'une pierre deux coups.

Het is een slimme vogel. : C'est un fin merle.

Voor iemand de kastanjes uit het vuur halen. : Tirer pour quelqu'un les marrons du feu.

Hij is zo dom als het achtereind van een koe. : Il est trop b^te à manger du foin.

Het is geen katje om zonder handschoenen aan te pakken. : C'est un fagot d'épines. || Qui s'y frotte, s'y pique.

Hij is zo dom als een ezel. : Il est trop bête à manger du foin.

Dat muisje heeft nog een staartje. : Cette affaire aura des suites.

Hij slaapt als een os. : Il dort comme un sabot.

Uilen naar Athene brengen. : Porter l'eau à la mer.

Hij verwacht dat de gebraden duiven hem in de mond vliegen. : Il attend que les alouettes tombent toutes rôties.

Hij verkocht het voor een appel en een ei. : Il le vendit pour un morceau de pain.

Hij heeft zijn schaapjes op het droge. : Il a son pain cuit.

Hij is zo doof als een kwartel. : Il est sourd comme un pot.

Ik krijg er kippevel van. : J'en ai la chair de poule.

De kap over de haag werpen. : Jeter le froc aux orties.

Hij is van het hondje gebeten. : Il se croit sorti de la cuisse de Jupiter.

De kat de bel aanbinden. : Attacher le grelot.

Zij slaapt als een os. : Elle dort à poings fermés.

Hij beeft als een riet. : Il tremble comme une feuille.

Ik slaag niets af dan vliegen. : Je ne refuse que les coups de bâton.

Zij heeft de kat bij het spek gezet. : Elle a enfermé le loup dans la bergerie.

Hij knijpt de kat in 't donker. : C'est un hypocrite.

Hij huilt met de wolven waarmee hij in het bos is. : Il hurle avec les loups.

Zij zingt als een lijster. : Elle chante comme un pinson.

Maak dat aan de ganzen wijs. : Racontez cela à d'autres.

Een roggestaart in de keel hebben. : Avoir un chat dans la gorge.

Zij is zo plat als een vijg. : Elle est plate comme une punaise.

Hij redeneert als een kip zonder kop. : Il raisonne comme une pantoufle.

Nu weet ik waar het paard gebonden ligt. : Maintenant je sais où gît le lièvre.

Daar kraait geen haan naar. : Ni vu ni connu.

Hij zou de varkens willen scheren. : Il tondrait un oeuf.

De pot met rozen ontdekken. : Découvrir le pot aux roses.

Wij zitten als haringen op elkaar gepakt. : Nous sommes comme des harengs en caque.

Hij steekt zich in een wespennest. : Il se met dans un bourbier.

Iemand een kool stoven. : Jouer un tour à quelqu'un.

Geen rozen zonder doornen. : Point de roses sans épines.

Zijn haan moet altijd koning kraaien. : Il veut toujours primer.

Het sop is de kool niet waard. : Le jeu ne vaut pas la chandelle.

Ik ben niet gekomen om vliegen te vangen. : Je ne suis pas venu pour enfiler des perles.

Oude koeien uit de sloot halen. : Aller chercher de vieilles histoires.

Ge moet geen kat in een zak kopen. : Il ne faut pas acheter chat en poche.

Men vlucht hem als een schurftig schaap. : On le fuit comme une brebis galeuse.

Wij zijn in de aap gelogeerd. : Nous sommes dans de jolis draps.

De koe bij de horens vatten. : Prendre le taureau par les cornes.

Hij eet zijn erwtjes in het groen. : Il mange son blé en herbe.

Ik heb een appeltje met u te schillen. : J'ai maille à partir avec vous.

Zij gooit een spiering uit om een kabeljauw te vangen. : Elle donne un oeuf pour avoir un boeuf.

Hij schiet onder een ander zijn duiven. : Il chasse sur les terres d'autrui.

Zij meent dat 's keizers kat haar nicht is. : Elle se croit sortie de la cuisse de Jupiter.

Hij spant de paarden achter de wagen. : Il met la charrue devant les boeufs.

De hond in de pot vinden. : Trouver la marmite renversée.

Om de bomen het bos niet meer zien. : Les maisons l'empêchent de voir la ville.

Er schuilt een adder in het gras. : Il y a un péril caché.

Hij is er bij als de bok op de haverkist. : Il ne rate pas l'occasion.

Bokkesprongen maken. : Faire des folies.

Het is een duifje zonder gal. : Elle est sans malice.

Zij laat er geen gras over groeien. : Elle bat le fer quand il est chaud.

Het hek is van de dam. : Le chat parti, les souris dansent.

Onder een hoedje te vangen zijn. : Etre doux comme un agneau.

Met de hoendertjes naar bed gaan. : Se coucher comme les poules.

January 19th, 2004